In de ondergroei houden zich dieren op die in de open ruimte kunnen vliegen of een eindje in de boomhut kunnen klauteren. Het gaat om een grote gevarieerde groep vogels, kikkers,  vlinders en andere insecten. De grootste roofdieren, zoals de luipaarden en de slangen, gaan helemaal op in de schaduw plekken van de begroeiing als ze op vogels en kleine dieren jagen.

weetjes over dieren

1. De Birmese tijgerpython is met meer dan 5 meter een van de grootste slangen.

2. Een boomkangoeroe grijpt met zijn voorpoten een tak vast en springt dan met zijn sterke achterpoten naar boven.

3. De nevelpanter dankt zijn naam aan de wolkachtige tekeningen op zijn vacht.

4. De vliegende vos is helemaal geen vos maar een vruchten etende vleermuis.

5. Heleconia's zijn verwant aan de bananenplant.

6. Ramboetanvruchten zijn met vleesachtige stekels bedekt.